Plant- en bodemmicrobioom – belang voor gewasbescherming  

Plant and Soil Microbiome – relevance for crop protection download verslag (pdf)

2 november, 2017, Akoesticum, Ede

Er gaat geen week voorbij, of er staat iets over micro-organismen in de krant: nieuwe infectieziektes, ziekenhuis met resistente bacteriën, de rol van darmflora op het ontstaan van obesitas in  muizen. Ook de technologie om micro-organismen en hun complexe levensgemeenschappen in kaart te brengen maakt een snelle ontwikkeling door. Daarnaast zijn de technieken om grote hoeveelheden sequentiedata te verkrijgen en digitale dataopslag enorm toegenomen. Wat betekent dit voor de gewasbescherming?

Vanuit twee KNPV werkgroepen, Fytobacteriën en Bodempathogenen en bodemmicrobiologie, was daarom het idee ontstaan om een gezamenlijke bijeenkomst over het onderwerp “Microbioom” te organiseren. Niet een uiteenzetting van alle technische mogelijkheden, maar vooral het belang voor gewasbescherming zou aan bod moeten komen: wat kunnen we met deze technieken wat eerst niet kon, wat kan nog niet en waar zitten de toepassingen? De KNPV heeft dit idee direct omarmd en volledig ondersteund, sprekers waren snel gevonden en iedereen vond het een goed idee. Voor de locatie vonden we een nieuwe inspirerende faciliteit.

Voor deze KNPV-najaarsbijeenkomst bleek een overweldigende belangstelling te bestaan! Enkele dagen van te voren moest de aanmelding via de website zelfs worden gesloten. Het aantal deelnemers op 2 november was uiteindelijk ca. 160 personen bestaande uit een gemêleerd gezelschap van studenten, en belangstellenden uit bedrijfsleven , overheid en onderzoek.

Akoesticum was voor bijna iedereen een nog onbekende locatie. Goed bereikbaar per trein (direct vanaf spoor 1), goed te doen op de fiets vanaf Wageningen, maar voor de automobilist was het flink zoeken.

Het programma

Piet Boonekamp opende de bijeenkomst als voorzitter van de KNPV. Hij benoemde het toenemende belang van het ontwikkelen van weerbare gewasproductiesystemen in de 21ste eeuw. Daar waar we ons in de 20ste eeuw vooral richtten op het bestrijden van de ziektes en plagen, zal de gewasbescherming zich in de toekomst meer moeten richten op het voorkómen van problemen: verbeterde gewassen, beschermende cultuurmaatregelen, en de mogelijkheden die het microbioom van de plant biedt om plantweerbaarheid te versterken. Hoe ver zijn we hiermee?

Om dit alles aan bod te laten komen, waren er 7 sprekers uit het onderzoek en 4 pitchers uit het bedrijfsleven uitgenodigd. De onderzoekers belichtten het microbioom-onderzoek vanuit het oogpunt van de plant en de bodem, en de pitchers  van de bedrijven gaven een korte toelichting over de stand van zaken en toekomstperspectieven voor toepassing. De ochtend- en middagsessie werden geleid door respectievelijk Annemieke van der Wal en Joeke Postma, beiden van Wageningen Plant Research. Vragen en discussie vanuit de zaal werden geleid door Piet Boonekamp, gestimuleerd door een “gooi-microfoon” (OBM Veenendaal) en in goede banen geleid door Leo van Overbeek (Wageningen Plant Research) en Gerard Korthals (Centre for Soil Ecology).

De eerste spreekster die met grote bevlogenheid het belang van het microbioom-onderzoek illustreerde was Gabriele Berg, Professor aan de Graz University of Technology en hoofd van Institute of Environmental Microbiology. Ze heeft een enorme staat van dienst in het microbioom-onderzoek, en vergelijkt hierbij de microbiële gemeenschappen bij planten en mensen en hun omgeving. Ze benadrukte het grote belang van micro-organismen in allerlei situaties en processen, maar gaf ook risico’s aan zoals de aanwezigheid van resistente bacteriën in vermeende steriele ruimtes. Een relevant voorbeeld voor gewasbescherming komt uit onderzoek naar micro-organismen aanwezig in en op zaad (zgn. zaad-microbioom); antagonistische bacteriën vestigden zich makkelijker op een voor Verticillium vatbare cultivar met een lagere biodiversiteit t.o.v. meer resistente cultivars. Zij adviseerde daarom om veredeling van gewassen te combineren met onderzoek naar biologische bestrijders. N.a.v. deze presentatie ontstond ook een discussie over het gebruik van bacteriofagen om bacteriën te bestrijden, en de mogelijkheden van microbioom-transplantatie voor gewasbescherming.
Download haar presentatie hier.

De vier daarop volgende sprekers stipten elk een ander aspect van microbiële gemeenschappen en hun omgeving aan.

Wietse de Boer, NIOO en WU Departement Omgevingswetenschappen, benoemde het belang van onderlinge competitie tussen micro-organismen, bijvoorbeeld om de beschikbare wortelexsudaten. Er is een grote diversiteit aan micro-organismen in de bodem terwijl de beschikbaarheid van voedsel schaars is en hun functies kunnen overlappen. Het onderzoek moet zich dus richten op microbieel functioneren, hoe we dat moeten meten, welke functies belangrijk zijn en hoe we die functies kunnen stimuleren. De aanwezigheid van een grote en actieve biomassa saprotrofe schimmels in de rhizosfeer kan bijvoorbeeld leiden tot competitie met rhizosfeerbacteriën voor wortelexsudaten, en zo anti-schimmeleigenschappen van bacteriën aanschakelen.
Download zijn presentatie hier.

Hans Helder, WU Departement Plantenwetenschappen, illustreerde dat het belangrijk is om je te realiseren dat de bodem naast DNA van actieve micro-organismen (“active”), zowel DNA bevat van rustende micro-organismen die hun kans afwachten (“resident”) als oud DNA van dode micro-organismen (“relic). Veelal worden DNA analyses gedaan, maar dan heb je een groot aandeel niet actieve micro-organismen. Dus om iets over de actieve microflora te zeggen moet je juist RNA uit de grond extraheren. Een groot voordeel van de huidige moleculaire ontwikkelingen is dat je verschillen in nematodenpopulaties tussen gewassen en systemen kunt analyseren. Voorheen met de microscopische technieken kon dit niet, door de beperking van het aantal te tellen nematoden zie je alleen de dominante groepen.
Zijn presentatie komt hier.

In de presentatie van George Kowalchuk, Universiteit Utrecht, kwamen juist ruimtelijke aspecten aan bod. Wat veel mensen zich niet realiseren is dat binnen een bodem veel “eilandjes” van activiteit bestaan. Hoewel de bodem zeer veel micro-organismen bevat, is er juist ook heel veel lege ruimte. Bij microbioom-onderzoek worden meestal mengmonsters onderzocht, waarmee je niet de processen op microschaal kunt doorgronden.
Download zijn presentatie hier.

De sprekers van de middagsessie presenteerden meer op toepassing gerichte resultaten waarbij de relatie tussen microbioom en de bescherming van het gewas tegen (a)biotische stress meer centraal stond. Martijn Bezemer, NIOO en Universiteit Leiden, toonde effecten van bodemleven via de plant op bovengrondse schade door insecten. Via welke factoren kan het bodemleven positief gestuurd worden? Om deze vraag te onderzoeken werden diverse grondtransplantaties in een kasteelt met chrysant uitgevoerd om effect op opbrengst en ziektewering te bepalen.
Zijn presentatie komt hier.

Een ander praktijkvoorbeeld betrof de invloed van abiotische stress op het microbioom van rijst. Beatriz Andreo-Jimenez, Wageningen Plant Research, toonde dat de schimmelpopulatie bij rijst verschillend was o.i.v. cultivar en droogte. Bepaalde schimmeltaxa bleken te correleren met hogere opbrengst en zijn verder onderzocht. Helaas gaven de eerste proeven met inoculatie van dergelijke schimmelisolaten nog geen hogere plantproductie.
Download haar presentatie hier.

Een intrigerend voorbeeld dat door de praktijk is aangedragen betreft aardappelpootgoed dat per partij en per cultivar verschilt in weerbaarheid tegen bacterierot (Dickeya solani). Om het mechanisme van weerbaarheid te achterhalen, heeft Claudia Coipan, Wageningen Plant Research, de bacterie-microbiomen van de meest vatbare en meest resistente partijen met elkaar vergeleken. Er zijn grote verschillen in bacteriesamenstelling tussen partijen, maar ook tussen knollen van één partij. Nader onderzoek moet uitwijzen of bepaalde groepen bacteriën ook daadwerkelijk correleren met weerbaarheid in aardappel pootgoed.
Haar presentatie komt hier.

Praktijk en toepassing

De dag werd afgesloten met vier sprekers van verschillende bedrijven gevolgd door een plenaire discussie met de zaal. Michiel de Vries van Solynta, Pier Oosterkamp van ECOstyle, Joël Boerefijn van Deliflor en Bert Compaan van Bejo Zaden gaven een korte pitch waarin het belang van het microbioom voor hun bedrijf nu en in de toekomst werd toegelicht. In de daaropvolgende discussie kwam diversiteit aan onderwerpen aan bod.

- Wat zijn de mogelijkheden om gewassen te veredelen met een gunstig microbioom? Zijn dergelijke genen in de cultuurgewassen verloren gegaan en moet je hiervoor in wilde rassen zoeken, of is door veredeling juist op de plant-microbioom combinatie geselecteerd?

- Hoe kun je het microbioom van zaad inzetten om zaadpathogenen te beheersen als alternatief voor chemische zaadbehandelingen? Welke invloed heeft het ontsmetten van zaad en overleven toegevoegde micro-organismen? Of moeten locaties voor gezonde zaadproductie geselecteerd worden?

- Endofyten spelen een rol bij het reduceren van (a)biotische stress van planten. Kunnen ze in een vroeg stadium aan planten of zaden worden toegevoegd, of zelfs al tijdens de bestuiving?

- Het bedrijfsleven is op zoek naar de ideale biologische bestrijder of endofyt. Maar één oplossing voor alles bestaat niet; het gaat om maatwerk: voor de verschillende pathogenen moeten specifieke oplossingen gezocht worden. Wel geldt in zijn algemeenheid dat meer complexere systemen met meer biodiversiteit stabieler zijn. Gabi Berg gaf aan dat we met de huidige technische ontwikkelingen nu toe zijn aan het ontwikkelen van de tweede generatie biologische bestrijders, namelijk op kennis gebaseerde combinaties van (micro)organismen om ziektes tegen te gaan i.p.v. individuele stammen.

- Pier Oosterkamp gaf aan dat de protozoën die zij aan hun meststoffen toevoegen er tevens voor zorgen dat de toegevoegde Bacillus-soorten zich beter vestigen. Protozoa vertonen namelijk een zekere specificiteit in hun voedingsgedrag waardoor bacteriepopulaties kunnen verschuiven.

- Voor toepassing van biologische bestrijders in de praktijk, en zeker als het om combinaties van organismen gaat, is de huidige registratieprocedure te kostbaar en te complex. De gehanteerde criteria zijn opgesteld vanuit de chemie en niet vanuit de (micro)biologie. Dit wordt door bedrijfsleven als een enorme belemmering ervaren.

- Een ander dilemma voor de uiteindelijke toepassing in de praktijk kan zijn dat te hoge verwachtingen gewekt worden. Producten op basis van biologie en weerbaarheid hebben niet altijd effect; dit is o.a. afhankelijk van de omstandigheden. Er moeten daarom reële verwachtingen gewekt worden, en bij voorkeur moeten de omstandigheden voor succes bekend zijn.

- Gebruik maken van microbioom-kennis in de landbouw kan ook leiden tot duurzamere teeltsystemen: minder inzet van kunstmest en pesticiden, efficiënter omgaan met nutriënten, gebruik van biologische gewasbescherming en resistente rassen. Echter, duurzaamheid zal alleen worden geïmplementeerd als het economisch haalbaar is.

Afsluitend gaf Piet Boonekamp nog een mooie opsteker: “Als je de ontwikkelingen van de laatste tien jaar op het gebied van microbioom overziet, dan zijn er over tien jaar zeker toepassingen voor gewasbescherming beschikbaar!”

Download flyer and programHet organisatiecomité:

 

Leo van Overbeek, Joeke Postma, Gerard Korthals en Annemieke van der Wal